"Breng je organisatie verder"
SLUIT MENU

Een moratorium van het moratorium

De Belastingdienst gaat per 1 januari 2025 weer handhaven op schijnzelfstandigheid. Wat betekent dat voor opdrachtgevers die zelfstandigen willen inhuren? Wordt dat nu helemaal verboden? Monica Wirtz, adviseur juridische zaken bij AWVN licht toe.

Het zal u niet ontgaan zijn. Per 1 januari 2025 schort de Belastingdienst de handhaving bij zelfstandigen op. Met andere woorden: de Belastingdienst zal weer gaan handhaven.

Doel van het opheffen van het handhavingsmoratorium is om ‘de kwalificatie van de arbeidsrelaties te normaliseren’. De markt moet in beweging komen en werkgevers moeten de wet weer juist gaan toepassen.

Sommige branches sorteren hierop al voor. Denk aan de kinderopvang, het onderwijs, de zorg, cultuur en de beveiligingsbranche. In het debat van de vaste Commissie voor Sociale Zaken en de vaste commissie voor Financiën is hier onder andere over gesproken met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst. 

In de op Prinsjesdag gepresenteerde begrotingsstukken van het ministerie van Sociale Zaken wordt nogmaals gekozen om de drielijnenaanpak van schijnzelfstandigheid van het vorige kabinet voort te zetten. De drie lijnen zijn: een gelijker speelveld, meer duidelijkheid voor werknemer en zelfstandigen en het verbeteren van de handhaving.

Einde aan schijnzelfstandigheid

In het debat vond iedere deelnemer dat het afgelopen moet zijn met schijnzelfstandigheid – ook bij de Rijksoverheid zelf. Volgens de bewindslieden is het code oranje. Uitbuiting van kwetsbare zelfstandigen moet worden bestreden en opheffing van het moratorium ligt voor de hand. Zo krijgen sectoren die hiermee al zijn begonnen een steuntje in de rug en wordt er gebruik gemaakt van het momentum dat ontstaan is na de aankondiging hiervan.

Bewindslieden vrezen dat uitstel van de opheffing ervoor zal zorgen dat de markt nog langer blijft afwachten. De minister van Sociale Zaken benadrukt nog eens dat schijnzelfstandigen zorgen voor oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden tussen werkenden en tussen werkgevers. Ook zetten schijnzelfstandigen de solidariteit onder druk wat betreft de werknemersverzekeringen of de verdeling van werk. Daarbij benoemt de minister de oneerlijke concurrentie om arbeidskrachten op de krappe arbeidsmarkt als een urgent probleem.

Moet er sprake zijn van keuzevrijheid van de werkende?

Waar partijen en stakeholders het nog niet over eens zijn, is de vraag of er sprake moet zijn van keuzevrijheid van de werkende. Een ondernemer kiest er immers toch zelf voor om risico te lopen? Sommige partijen veroordelen daarom de verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering die wordt geregeld in de BAZ, anderen spreken zich uit tegen ‘gedwongen werknemerschap’. “We moeten het principiële debat aangaan hoeveel vrijheid wij werkenden willen geven om zelf te bepalen hoe ze gaan werken”, aldus Aartsen van de VVD.

Wanneer is er sprake van echt zelfstandigheid?

Ook maken de Kamerleden zich zorgen over de vraag of het nu duidelijk genoeg is wanneer er sprake is van echte zelfstandigheid. De vrees is dat dezelfde situatie ontstaat als in 2016. Toen ontstond er chaos omdat opdrachtgevers geen zelfstandigen meer durfden in te zetten. De Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (Vbar) kan pas op zijn vroegst in 2026 gaan gelden, en of er dan sprake is van verduidelijking is maar de vraag. 

Het rechtsvermoeden dat in deze wet is opgenomen, dat werkenden de mogelijkheid biedt om een arbeidsovereenkomst bij de rechter op te eisen wanneer zij onder de 31,25 euro per uur verdienen, kan weer wel op veel steun rekenen. De minister geeft aan grote verwachtingen te hebben van het rechtsvermoeden, omdat de bewijslast van het tegendeel bij de opdrachtgever wordt gelegd.

Volgens het kabinet is er nu al meer duidelijk ten opzichte van 2016 over de elementen die van belang zijn voor de kwalificatie van de arbeidsrelaties door de ontwikkeling van jurisprudentie (met name het Deliveroo-arrest), de webmodule en het handboek loonheffingen van de Belastingdienst.

Niet hysterisch handhaven

“De Belastingdienst zal ‘niet hysterisch’ gaan controleren bij opdrachtgevers, maar gaat wel op zoek naar schijnzelfstandigheid en doet altijd aan risicogericht handhaven”, aldus de staatssecretaris. De Belastingdienst zal ook vooral ondersteunen, voorlichting geven en voorbeelden zoeken van wat wel en wat niet meer kan.

De huidige praktijk, waarin de Belastingdienst alleen een boete oplegt bij kwaadwillendheid, zal niet langer gelden. Toch zal er ademruimte zijn voor opdrachtgevers die zich serieus gaan inzetten om aan de wet te voldoen. In de Kamerbrief van vorige week en in het debat werd bevestigd dat opdrachtgevers die ondanks aantoonbare inspanning desalniettemin de plank misslaan, het eerste jaar geen vergrijpboete krijgen opgelegd. Er zal sprake zijn van een zachte landing als eenmaal is gedefinieerd wanneer de inspanningen aantoonbaar voldoende zijn.

Met terugwerkende kracht corrigeren

Dat betekent dat de Belastingdienst geen standaardaanwijzingen meer zal geven, maar dat er correcties kunnen worden opgelegd zoals naheffingen. De focus zal liggen op de loonheffingen en er zal alleen met terugwerkende kracht gecorrigeerd worden vanaf 1 januari 2025. Daarvoor kan dat alleen als er sprake is van (evidente) kwaadwillendheid tot een maximum van 5 jaar.

De Belastingdienst zal niet langer zekerheid vooraf kunnen geven over de juiste kwalificatie, dit is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van opdrachtgevers en opdrachtnemers en afhankelijk van hoe in de praktijk wordt gewerkt. Nieuwe modelovereenkomsten zullen niet meer beoordeeld worden, de lopende zullen nog tot einddatum blijven gelden.

Voor de handhaving heeft de Belastingdienst 80 fte beschikbaar. Nu deze zich niet meer met de goedkeuring van modelovereenkomsten gaan bezighouden, zullen zij zich enkel richten op de handhaving.

Wat nu?

Voor opdrachtgevers betekent dit dat nu al actie ondernomen moet worden om zelfstandigen in het personeelsbestand op te sporen en te beoordelen of er sprake is van echte zelfstandigheid. Daarvoor kan de webmodule van de Belastingdienst misschien aanwijzingen geven, of anders kunnen wij bij AWVN u hierin adviseren. 

Daarbij geldt dat het inhuren van zelfstandigen niet ineens verboden zal zijn, maar dat het wel moet gaan om echte zelfstandigheid. De wetsvoorstellen Vbar met de verduidelijking en het rechtsvermoeden en BAZ met de verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen zullen op zijn vroegst per 1 januari 2026 kunnen gaan gelden.


Webinar ′Heb ik een medewerker in dienst of is het een zzp-er?′

Om ervoor te zorgen dat u bent voorbereid op het vervallen van het handhavingsmoratorium, op de hoogte bent van de regelgeving en jurisprudentie en de eventuele risico’s en gevolgen van een gekozen arbeidsverhouding organiseert AWVN op donderdagochtend 14 november van 9.30 tot 11.30 uur het webinar ′Heb ik een medewerker in dienst of is het een zzp-er?′.


Lees ook in het dossier schijnzelfstandigheid:

Advies, informatie en netwerk voor werkgevers.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *