"Breng je organisatie verder"
SLUIT MENU

De basis van Van Gennip ligt er. Nu nog een visie op de arbeidsmarkt van morgen.

Minister Van Gennip heeft met een reeks ingrijpende wetsvoorstellen de basis gelegd voor de hervorming van de arbeidsmarkt. De daadwerkelijke invoering daarvan vraagt nog wel wat extra’s van haar opvolger. Hugo-Jan Ruts blikt terug en kijkt vooruit.

Karien van Gennip was twee en een half jaar minister voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Te kort voor een volwaardige evaluatie, maar Van Gennip heeft wel de basis gelegd voor een van de meest ambitieuze en ingrijpende aanpassingen in ons arbeidsbestel.

Cruciale keuzes die daarin nog te maken zijn, vragen nadrukkelijk om een integrale visie over hoe Nederland zich moet voorbereiden op de arbeidsmarkt van morgen. Een visie die tot dusver nog ontbreekt.

Brede pakket

Nadat de Commissie Regulering van Werk (Borstlap) in 2020 met haar aanbevelingen kwam, vertaalde de SER dat in een stevig polderakkoord. De uitkomsten van dat akkoord vormden de basis voor het regeerakkoord van het kabinet Rutte IV, waarmee Van Gennip aan de slag mocht. Dit aangevuld met de adviezen van de Commissie Roemer, die werd opgesteld om misstanden met uitzendkrachten tegen te gaan.

De voornemens zijn omgezet naar een stevige lijst van wetsvoorstellen, die elk op zich een forse impact hebben op delen van de arbeidsmarkt. Van het afschaffen van oproepcontracten, meer regulering van de uitzendsector, verduidelijking van regels rond zzp’ers, tot een verplichte basisverzekering arbeidsongeschiktheid voor zelfstandigen.

Van Gennip heeft niet de tijd gekregen al deze wetten in te dienen bij de Tweede Kamer. Laat staan ze zelf te verdedigen in het parlement. Dat is aan haar opvolger Eddy van Hijum.

Basis vraagt nog om keuzes

De basis ligt er. In het hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat het nieuwe kabinet verder gaat met de aangekondigde wetsvoorstellen, zoals de Wet TTA (uitzenden/detachering) en Wet VBAR (zzp).

Maar binnen deze kaders is nog een aantal flinke, en alles bepalende keuzes te maken. Door de nieuwe minister en door de Tweede en Eerste Kamer. Keuzes die een stevige visie vragen en een flink debat daarover. Die hebben we de afgelopen anderhalf jaar niet gezien.

Laten we een paar beleidsterreinen langslopen.

Zelfstandigen

Op de valreep heeft Van Gennip nog een aangepast voorstel voor de VBAR naar de Raad van State gestuurd.

Dat het nodig is om verduidelijking te krijgen over de criteria die bepalen of een opdracht wel of niet ‘buiten dienstbetrekking’ gedaan wordt, daarover is de politiek het wel eens.

Het grote twistpunt is: waar begin je met kijken? Voor de VVD (en BBB) is het duidelijk. Als liberalen vinden ze dat je moet beginnen met te kijken naar het individu. Is dat een ondernemer of niet? Evidente ondernemers moet je niet in de weg zitten, ook al doen ze werk dat mogelijk lijkt op werk dat werknemers in loondienst ook doen. Ook zzp-organisaties verenigd in de VZN zitten op die lijn. GroenLinks/PvdA en andere linkse partijen staan aan de andere kant van het spectrum. Werk dat ook gedaan wordt door mensen in loondienst kan niet (ook) door zelfstandigen gedaan worden. Los van of iemand nu wel of niet een ondernemer is.

In de door Van Gennip voorgestelde VBAR wordt gekeken naar zowel criteria die wijzen op werknemerschap als naar zelfstandigheid. Maar dan wel zelfstandigheid binnen de opdracht. Of iemand nu ondernemer is of niet, speelt een ondergeschikte rol. Dit tot stevig ongenoegen van de VVD, VNO/NCW, zzp-organisaties en belangenbehartigers van (zzp)bemiddelaars als de Bovib, RIM en VvDN.

In een recent aangepast voorstel dat Van Gennip naar de Raad van State heeft gestuurd, lijkt de minister maar heel beperkt in te spelen op dat ongenoegen. Haar visie waarom ze daarvoor gekozen heeft, lezen we niet terug in haar toelichting. Tot een debat hierover is het ook niet gekomen.

Het partijstandpunt van NSC lijkt eerder aan te sluiten bij het CDA-standpunt van Van Gennip dan bij dat van de VVD of PvdA. Van Hijum moet dus nog op zoek naar een meerderheid, ook in de Eerste Kamer (waar NSC geen zetels heeft).

Vast ook minder vast?

Dan zijn er nog de punten die de Commissie Borstlap wel voorstelde, maar waar de SER niet uitkwam. Hans Borstlap waarschuwde bij het uitbrengen van het rapport van zijn commissie dat de lijst met aanbevelingen zich niet leende voor ‘cherrypicking’. En dat is wel precies wat de SER en daarmee Van Gennip gedaan heeft. Met name aanbevelingen om het werkgeverschap eenvoudiger en aantrekkelijker te maken (naast flex minder flex ook vast minder vast) zijn grotendeels genegeerd. Ook ontbreken plannen voor de door Borstlap zo bepleitte individuele leerrekening, bedoeld om werkenden weerbaar en wendbaar te houden op een veranderende arbeidsmarkt.

Van Gennip deed oproepen om ook daar aandacht aan te besteden af met de constatering dat het niet in het SER-advies stond. NSC, de partij van Van Hijum, was daar niet tevreden mee. De partij staat voor het integraal uitvoeren van het advies van Borstlap, zo stond te lezen in het verkiezingsprogramma van NSC (samenvatting). Van Hijum was daar overigens de hoofdauteur van.

Tijdens de hoorzitting vroeg VVD-kamerlid Aartsen naar de ambities van Van Hijum op dit terrein. Hij was er niet uitgesproken over, maar zei ‘open te staan voor signalen’.

Arbeidsmigranten en misstanden

Het thema waar we de meest bevlogen Van Gennip hebben gezien, is alles wat te maken heeft met misstanden rond arbeidsmigranten en arbeidsmarktdiscriminatie. Zichtbaar gefrustreerd was ze toen het haar niet lukte om net die ene wet die ze wel had kunnen invoeren – de wet Toezicht Gelijke Kansen bij Werving en Selectie – door de Eerste Kamer te loodsen (zie hier).

Groter en ingewikkelder is het onderwerp arbeidsmigratie. Het aantal arbeidsmigranten ligt politiek gevoelig. Daarnaast komen regelmatig misstanden met arbeidsmigranten in het nieuws. De Wet TTA ligt klaar om die misstanden rond arbeidsmigranten die werken via uitzendbureaus tegen te gaan. Een politiek weinig controversiële wet.

Er zijn nog wel twee grote punten die om een richtinggevende visie vragen. Hoe zit het met de proportionaliteit en handhaafbaarheid van deze wet? De wet gaat gelden voor meer dan tienduizend uitzend- en detacheringsbureaus, terwijl maar een beperkt deel daarvan met arbeidsmigranten werkt.

Groter is het feit dat maar een deel van de arbeidsmigranten via uitzenders werkt. In een opsomming van 24 geconstateerde misstanden rond arbeidsmigranten speelde maar in twee gevallen een uitzender een (slechte) rol. Dat was mogelijk geen representatief beeld. Duidelijk is wel dat misstanden met arbeidsmigranten ook plaatsvinden bij werkenden die direct werken bij werkgevers. De Wet TTA doet daar niets aan.

Aan een debat over arbeidsmigratie en de maatschappelijke gevolgen is Van Gennip nooit toegekomen. Een geplande commissievergadering is een paar keer uitgesteld. Het is nu in september de eerste keer dat Van Hijum met de Tweede Kamer in debat gaat.

Dan kunnen we gelijk horen hoe hij, en het kabinet, aankijkt tegen arbeidsmigratie. En of hij – naast meer regels voor uitzenders – ook aanvullende plannen heeft. Bijvoorbeeld door de vraag naar goedkope arbeidskrachten in te perken. En welke keuzes er worden gemaakt wat voor werk – dat blijkbaar alleen gedaan kan worden met inzet van goedkope arbeidsmigranten – we hier wel en niet willen. Een heikel punt, zeker ook binnen de nieuwe coalitie.

Schaarste aan personeel

Vraag aan ondernemers en HR-professionals waar het knelt in de arbeidsmarkt en ze zullen niet verwijzen naar de punten die Van Gennip wil aanpakken. Hun grootste knelpunt is immers de schaarste aan personeel. De Rijksoverheid weet daar zelf ook alles van: beleidsvoornemens op verschillende ministeries blijven liggen door gebrek aan uitvoeringskracht.

Er stond niets over schaarste in het rapport Borstlap, dus niet in het SER MLT-akkoord en dus ook niet in de plannen van Van Gennip.

Ook hier ligt een mogelijkheid voor de beoogde nieuwe minister Van Hijum om meer te doen dan sec de plannen van zijn voorganger uit te voeren. Net als de mogelijkheid om plannen te ontwikkelen die de Nederlandse arbeidsmarkt toekomstbestendiger maken. Denken in skills, de impact van AI, het afnemend concurrentievermogen, de dalende inkomensquote, diversiteit en inclusie in de arbeidsmarkt, verduurzaming van werk en de omgeving. Meer dan genoeg onderwerpen waar Van Hijum meer kan doen dan het wat sleets geraakte riedeltje ‘de vaste baan moet weer de norm worden’.