Wim Davidse 21 december 2023 0 reacties Print Drukke pauze op de arbeidsmarkt in 2024Werkgevers hebben een opmerkelijk jaar achter de rug. Terwijl de economie sterk afkoelde, bleef de arbeidsmarkt oververhit. Ook voor 2024 wordt weinig economische groei voorspeld en de totale nationale omvang van onze personeelsbestanden zou wel eens wat kunnen gaan afnemen. Dat suggereert een einde aan alle vacature-stress van de afgelopen jaren, maar schijn bedriegt. Wim Davidse (hoofdredacteur) licht het toe. Gekkenhuis Het jaar 2023 begon met een ongehoorde inflatie van 9,6 procent. De enorme, door ontplofte energieprijzen gelanceerde, inflatie van meer dan 14 procent in september en oktober 2022 leek achter de rug, maar de cao-loonstijgingen kwamen pas net op gang. Na gemiddeld zo’n 2 procent in 2021, verlieten we 2022 met stijgingen van inmiddels meer dan 5 procent. De economie was met 4,5 procent gegroeid (omdat we de bevrijding van corona nog steeds uitbundig vierden) en de werkgelegenheid met een forse 3,2 procent. De werkloosheid was in 2022 op 3,5 procent uitgekomen, dus stevig onder de kraptegrens van 5 procent. Na een historische explosie van nieuwe vacatures in 2022, bedroeg het aantal openstaande vacatures eind december nog steeds bijna 419.000, ruim boven het aantal werklozen van nog maar 352.000. Maar toen de economie in het voorjaar van 2023 vooral vanwege de inzakkende wereldhandel omdraaide van stevige groei naar lichte krimp (en de inflatie gelukkig langzaam daalde), leek de arbeidsmarkt nog steeds met z’n hoofd in het feestgedruis te zitten. In het eerste kwartaal groeide de werkgelegenheid nog met 2,7 procent en bleef de werkloosheid 3,5 procent, in het tweede kwartaal was de groei nog 1,9 procent en in het derde ook nog, en in oktober nog steeds 1,6 procent. Tegen die tijd was de werkloosheid een heel klein beetje opgelopen naar 3,6 procent; het aantal werklozen lag nog onder de 370.000. Het aantal openstaande vacatures aan het einde van het derde kwartaal was met bijna 417.000 maar lichtjes lager uitgekomen. De cao-loonstijgingen kwamen in juni uit op 7,9 procent, werden toen eindelijk iets lager, maar piekten in oktober nog eens op 8,2 procent. Verzuim, verloop en verbinding met de werkgever Om dat enorme pakket van uitdagingen compleet te maken gingen ook de sinds 2021 sterk gestegen verzuim- en verloopcijfers niet terug naar de niveaus die we van pre-corona gewend waren. Sinds in 2004 de Wet op de loondoorbetalingsverplichting bij ziekte in werking was getreden, was het totaal landelijke ziekteverzuim snel lager geworden en gemiddeld 4,0 procent geweest. In 2018, toen de arbeidsmarkt voor het eerst in tien jaar weer krap werd, werd die gewoonte doorbroken, en begon het verzuim op te lopen, naar 4,4 procent in 2019. In 2020-2021 was het ziekteverzuim vanzelfsprekend hoger: gemiddeld 4,8 procent. Maar begin 2022 ontplofte het naar 6,3 procent, waarna het maar heel langzaam zakte naar nog steeds meer dan 5 procent in het laatste kwartaal van 2023. De berichten over werkdruk en werkstress maken zeker deel uit van deze ontwikkeling. Het verloop van werkenden, van de ene werkgever naar een andere, laat een wat heftiger patroon zien. Dat verloop deint mee met de economie: een hoog verloop als de economische groei hoog is, een laag verloop bij weinig economische groei of krimp. In de afgelopen decennia zijn de pieken en dalen steeds wat hoger komen te liggen: zo bedroeg het verloop in het laatste kwartaal van 2017, toen de economie op volle kracht draaide, liefst 4,7 procent. Terwijl dat tien jaar eerder, ook een hoogconjunctuur, nog 4,0 procent was geweest. En in tijden van laagconjunctuur: 2,2 procent in het eerste kwartaal van 2004 en 3,1 procent in de zomer van 2020. Om vervolgens, na de corona-recessie, in de zomer van 2021 naar 5,6 procent te knallen en in het najaar van 2023 nog steeds op 4,6 procent te liggen – historisch hoog dus, na inmiddels twee kwartalen met (lichte) economische krimp. Een ander bijzonder groeicijfer betrof de ontwikkeling van het aantal zzp’ers die hun eigen arbeid ter beschikking stelden aan opdrachtgevers. Tussen de zomer van 2021 en het derde kwartaal van 2023 was dat aantal zzp’ers met een forse 16,1 procent gegroeid naar ruim 1 miljoen, ofwel van 9,6 procent van de werkende beroepsbevolking naar 10,7 procent daarvan. En ook detachering kwam in een stroomversnelling terecht. Het aantal detacheringsuren groeide in diezelfde periode met ruim 15 procent. Ter vergelijking: de totale werkgelegenheid groeide in die periode met net geen 5 procent. En dan is daar natuurlijk nog dit groeicijfer: dat van de vergrijzing. In 2023 was van alle werkenden 22,5 procent 55 jaar of ouder, in 2003 was dat nog 10,6 procent. Om het rijtje van uitdagingen te completeren, maakte het Amerikaanse onderzoeksbureau Gallup in de zomer van 2023 bekend dat het aandeel highly engaged employees in Nederland was vastgesteld op 14 procent. De beste werkgevers waar dan ook ter wereld scoren daar zo’n 70 procent. De gemiddelde Nederlandse werker voelt dus nogal weinig verbinding met de werkgever. Al die ontwikkelingen houden elkaar, en dus werkgevers en de HRM-medewerkers, gevangen. De kluwen van krapte, loonstijgingen, vergrijzing, verzuim, verloop en beperkte verbinding heeft zich tot een niet eenvoudig ontwarbare Gordiaanse knoop ontwikkeld. Kantelende wereld van werk Op een langdurig krappe arbeidsmarkt staan werkenden en werkzoekenden veel sterker in de onderhandelingen. Zij zijn kritischer tegenover werkgevers met hun aanbod, onboarding en organisatie. Voor jou – bijna letterlijk – tien anderen, werkgever! Of detacheringsbureau. Of zzp-bemiddelaar. Logisch dus dat in het voorjaar van 2023 directies van werkgevers in Nederland de arbeidsmarkt als hun grootste uitdaging zagen. Liefst 47 procent liet in het jaarlijkse Berenschot ‘Strategie en trends’ weten dat dit hun veruit grootste ‘wakkerligger’ was, aanzienlijk groter zelfs dan disruptie door nieuwe concurrenten, digitalisering, duurzaamheid en inflatie. In het HR-trendsonderzoek, een ander jaarlijks onderzoek van Berenschot, lieten HR-professionals weten dat hun top 4-prioriteiten dan ook werving & selectie, scholing, verzuimbeheersing en employee experience waren. Frappant is daarbij wel, zo laat Berenschot niet na te vermelden, dat dit rijtje al jarenlang, weliswaar in wisselende volgorde, hetzelfde is – wellicht zijn er te veel dagelijkse brandjes en branden te blussen. Andere kanttekening is dat de andere directie-prioriteiten relatief laag op de HR-prioriteitenlijst staan. Maar wat zijn de prioriteiten van onze werkers? Wat zijn hún wensen? Want werkende mensen hebben wensen. En die zijn niet per se gelijk aan die van hun werkgevers. Werkenden en werkzoekenden kunnen en zullen eisen stellen. Ik vat die al jaren heel overzichtelijk samen: ze willen Verrukkelijk Vast, Delicious Deta of Zwierig Zzp. Veruit de meesten gaan nog altijd voor een vast contract, maar als het aanbod of de ervaring niet bevalt – niet verrukkelijk is – zijn er vandaag de dag voldoende kansrijke en inspirerende alternatieven. Of je nu een jonge elektricien, een startende controller of IT’er, een ervaren jurist of een herintredende verpleegkundige bent: jij hebt de keuze! Als werkgever (en ook als flexbureau) moet je je realiseren dat dit de nieuwe werkelijkheid is. Dus als je je organisatie langzaam maar zeker hebt verbouwd tot een bureaucratische doolhof vol drukke managers, dan moet je niet gek opkijken als je mensen ontslag nemen en vervolgens ergens anders gaan werken – of gaan zzp’en. Of als je sollicitatieprocedure niet transparant, snel en stimulerend is, moet je niet verbaasd zijn als de kandidaat ineens via een detacheringsbureau in een traineeship-constructie op je stoep staat. En als je werkpropositie niet aansluit op hun drijfveren, behoeften en verlangens, mede doordat je je daarin onvoldoende of niet hebt verdiept, moet je niet verwachten dat ze zich laten overhalen door een marktconform-salaris, het cao-boekje van 70 pagina’s en gratis fruit bij de lunch. Conclusie: te veel werkgevers hebben een te grote afstand tot de arbeidsmarkt. Onze Nederlandse werkwereld was dus turbulent in 2022-2023, uitdagend, en boven alles: gekanteld. Werkers zijn de baas geworden. Onze mondiale context Wat gaat er gebeuren in 2024? De logistieke perikelen van na het herstel uit de coronacrisis zijn inmiddels grotendeels opgelost en de energieschaarste lijkt onder controle, dus de inflatie ligt inmiddels weer op 1 à 2 procent. Dit laatste cijfer verhult de combinatie van een sterke daling van de brandstofkosten ten opzichte van een jaar geleden en een sterke stijging van de kosten van voedingsmiddelen en diensten. De inflatie zal in 2024 nog zo’n 3 procent bedragen, dus boven het internationale streefniveau van 2 procent, wat tot gevolg zal hebben dat de rente nog relatief hoog zal blijven, maar in de loop van 2024 weer wel wat zal gaan dalen. De loonstijgingen in nieuw afgesloten cao’s waren in 2023 de hoogste in 50 jaar, en zullen in 2024 ook nog makkelijk 5 tot 6 procent bedragen. Alle nationale en geopolitieke onrusten zijn er ook nog steeds en lijken eerder toe dan af te nemen. Natuurlijk hebben we in 2023 ook extreem weer gehad, met impact op onze logistiek en vooral de prijzen van grondstoffen. Wat gaat er nu verder gebeuren met de economie en de werkgelegenheid, maar ook met de employee engagement, de vergrijzing, het verzuim, het verloop en dus de drukte op de arbeidsmarkt? Internationale inkoopmanagersindexen (PMI’s) van de maakindustrie zijn enorm sterke voorspellers van economische groei (PMI hoger dan 50 punten) en krimp (PMI lager dan 50 punten). Na de sterke val in Q2 2020 (de ‘intelligente lockdown’ vanwege corona), het bijna even sterke herstel en toch weer de terugval in het verdere verloop van 2020, kenmerkte 2021 zich door zeer sterk vertrouwen in het economisch herstel. Inmiddels zitten we in de laatste maand van 2023, zijn de inkoopmanagers wereldwijd overwegend negatief, in de Eurozone zelfs al meer dan een jaar erg negatief, en ook de Nederlandse inkoopmanagers ervaren stevige krimp. De matige ontwikkeling van de tweede economie van de wereld (China) noopt, ook na het snelle herstel uit de harde omikron-lockdowns daar, nog steeds tot waakzaamheid, met name vanwege de woningmarkt- en andere financiële perikelen. China ervaart nu zelfs deflatie – een gevolg van het gegeven dat de consumenten daar nog niet genoeg (durven te) besteden en dat hun export vanwege de krimpende wereldhandel niet meevalt. Andere risico’s voor de wereldeconomie: de nog steeds aanwezige problemen met de beschikbaarheid van brandstoffen en voedsel, de mondiale impact van steeds extremer weer (hitte, droogte, overstromingen, orkanen), de op veel plaatsen in de wereld grote schaarste van medewerkers, de inflatie die bijna overal op de wereld over z’n piek heen is maar nog niet verdwenen, de in reactie daarop gestegen en nog steeds hoge rente, de overal continu opspelende geopolitieke spanningen, met vooral de Russische oorlog tegen Oekraïne, de Chinese dreiging rond Taiwan en de Zuid-Chinese Zee, ook Noord-Korea en onlusten op het Afrikaanse continent, en natuurlijk de Israël-Gaza-oorlog die misschien een lont in het mondiale kruitvat kan steken. Eerst pauze, dan revolutie De groei van de Nederlandse economie in 2023 zal, na een paar kwartalen met krimp volgend op nog een mooie groei van 1,9 procent in het eerste kwartaal, uitkomen op een klein plusje van 0,2 procent ten opzichte van een jaar eerder. De verwachtingen zijn dat die groei in 2024 weer wat zal aantrekken, naar 0,7 procent ten opzichte van 2023. (Het is met alle hedendaagse turbulentie vanzelfsprekend raadzaam om continu alert en voorbereid te zijn op negatievere scenario’s.) Ook in 2023 is de werkgelegenheid met een plus van 2 procent dus weer sterk gegroeid. Nadat het aantal faillissementen in het najaar van 2022 eindelijk weer voorzichtig begon te groeien, heeft die ontwikkeling zich in 2023 maar heel langzaam voortgezet. Nog steeds gaan er historisch weinig organisaties failliet, maar is de verwachting dat dat aantal in de loop van 2024 zal groeien (vanwege de terug te betalen NOW-subsidies en belastingschulden, de hoge energiekosten en de afgekoelde economie). Als dat inderdaad realiteit wordt zal de werkgelegenheid volgend jaar wat krimpen (met 0,25 procent) en de werkloosheid wat oplopen naar 4,4 procent. Dan zal er dus nog steeds krapte zijn op onze arbeidsmarkt. Ook het aantal nieuwe vacatures als percentage van het aantal werkenden zal in 2024 wat afnemen, van 4,0 procent in 2023 naar 3,0 procent, maar niet of nauwelijks minder dan dat. Daarom zal de ’gevoelstemperatuur‘ van de krapte op de arbeidsmarkt meevallen. Een echt ruime arbeidsmarkt, dus met een werkloosheid boven de kraptegrens van 5%, lijkt uitgesloten. Na 2024 zal de economie weer wat sterker gaan groeien. En zullen we steeds concreter de gevolgen ervaren van de vergrijzing, verduurzaming en verdere digitalisering – de fundamentele impact van de Vierde Industriële Revolutie. Onze potentiële beroepsbevolking (dat is iedereen in Nederland tussen 15 en 75 jaar) zal in de tweede helft van dit decennium stagneren op ongeveer 13,5 miljoen personen – een ingrijpende verandering van het continue groeipad dat we gewend waren. De enige leeftijdsgroep die nog groeit is die van de 75-plussers: van 1,5 miljoen in 2020 naar 2,1 miljoen in 2030 en 3 miljoen in 2050. De werkgelegenheid in de zorg-sector zal dus sowieso verder groeien. Van nieuwe technologie (generative AI!) wordt voorlopig weinig kwantitatieve impact verwacht. En dus moeten we met een stagnerende beroepsbevolking de uitdagingen van de groeiende zorgvraag, de energietransitie, woningbouw, defensie-herstel en meer aanpakken. Het aantal nieuwe vacatures zal weer groeien, de werkgelegenheid en de behoefte aan om- en bijscholing ook, de werkloosheid daalt, de krapte neemt toe. Benut dus de relatieve pauze van 2024 om je voor te bereiden op je turbulente nieuwe leven als werkgever 4.0 – helemaal klaar voor aanstekelijk werkgeverschap in de kantelende wereld van werk. arbeidsmarktdata, Compagnon, trends Print Over de auteur Over Wim Davidse Wim Davidse is de hoofdredacteur van HR morgen. Bekijk alle berichten van Wim Davidse
14-11-2024Nederlandse werknemers het minst last van werkstress, maar wel het vaakst op zoek naar nieuwe job